It takes a whole village to raise a child, luidt een Afrikaans gezegde. Deze metafoor staat voor het omvangrijke netwerk dat nodig is voor kinderen om op te kunnen groeien tot autonome volwassenen. Een netwerk van ouders, grootouders, vrienden, leerkrachten, ooms en tantes en buren. Tot dit netwerk behoren ook jeugdtrainers. Iedereen, die als kind heeft gesport, kan dit beamen. Iedereen herinnert zich nog wel een betekenisvol moment met een jeugdtrainer.
In mijn Kempische plattelandsjeugd in de jaren ’80, versleet ik een tiental voetbaltrainers. Allemaal vaders van teamgenoten en dragers van overzichtelijke namen, zoals Klaas, Ad, Theo, Jan, Piet, Peter, Frans, Herman en Frans 2. Ze hadden overzichtelijke beroepen zoals wijkagent, administrateur in de lokale metaalfabriek of bankwerker in dezelfde fabriek. Niet één van hen was pedagogisch geschoold of had een cursus voetbaltrainer gevolgd. Een 'Verklaringen Omtrent Gedrag' van het ministerie van Justitie en Veiligheid was nog niet nodig. Onze ouders, het bestuur en wijzelf vertrouwden ze blindelings. Over mijn trainers geen kwaad woord. Ze verzaakten nooit. Op hen kon je bouwen.
Ik herinner me ze nog allemaal. Niet vanwege hun voetbalkwaliteit, maar juist vanwege de gewone gesprekjes met hen. Aan één gesprekje met Theo Louwers (vader van Jeroen en trainer van ‘de D1’) bewaar ik de meest dierbare herinnering. In de kerstvakantie van 1983 verhuisde ons gezin naar Hapert. Het kostte me veel moeite om mijn draai te vinden in ons nieuwe dorp. Ook bij de plaatselijke v.v. voelde ik me verloren. Het was trainer Theo, die - na afloop van een wedstrijd in Dommelen - een praatje pot met me aanknoopte. Voor Theo was dit een ontmoeting van niks. Voor mij was het een moment dat ik me gezien en welkom voelde in mijn nieuwe team. Met ons gesprekje van niks, creëerde hij onbewust een veilige omgeving voor me. Waar ons gesprekje over ging, weet ik niet meer. De uitslag van de wedstrijd evenmin.
Sinds 2018 ben ik – om beurten - voetbaltrainer en hockeytrainer bij de teams van mijn eigen kinderen. Hiermee behoor ik tot de ‘opvoedende dorpjes’ van een twintigtal kinderen uit Utrechtse dorpen. Dit lijkt onbaatzuchtiger dan het daadwerkelijk is. Het leek mij gewoon een ontspannen bezigheid naast mijn werk.
De realiteit is anders. Jeugdteams trainen en coachen is een intensieve bezigheid. Teamvorming blijkt de voornaamste activiteit. Mijn jeugdteams zijn vaten vol verschillen. Verschillen van behoeftes, talent, mondigheid, leervermogen, inspanning, opvattingen van sportiviteit, verwachtingen en bemoeienis van ouders, et cetera. Jeugdtrainer zijn is geen ontspannen bezigheid. Steeds vaker denk ik met waardering terug aan mijn jeugdtrainers.
De verhalen van FC DOS Onder 11- team 6 gaan over herkenbare gebeurtenissen van een fictief voetbalteam. De verhalen zijn afkomstig van mijn ervaringen als jeugdspeler en als trainer en coach van diverse hockey- en voetbalteams. De namen van de personen in de verhalen zijn gefingeerd.
De verhalen van FC DOS Onder 11- team 6 gaan over herkenbare gebeurtenissen van een fictief voetbalteam.
De verhalen zijn afkomstig van mijn ervaring als jeugdspeler en als trainer/ coach van diverse hockey- en voetbalteams. De namen van de personen in de verhalen zijn verzonnen.