Nooit gedacht dat ik ooit trainer zou worden van een team 6. Team 6? Er bestaat geeneens een team 7! In mijn jeugd speelde ik uitsluitend in de eerste teams van SDO’39 en v.v. Hapert. Behalve het jaar in de C2, toen we kampioen werden. In mijn hoofd bestaat geen ruimte voor een verbintenis met een ander team dan een hoogste team.
Laat augustus fietsen zoon Faas en ik naar onze nieuwe voetbalclub: FC DOS. Een tocht van vijftien minuten fietsen vanaf huis - door het villabos - naar het sportpark. Een autorit bespaart 5 minuten, maar maakt je bewust van de 18 irritante drempels.
Faas is ingedeeld in team 6 van de ‘Onder 11’. De jeugdcoördinator vertelde me dat team 3, 4, 5 en 6 van de Onder 11 gelijkwaardig zijn. Teams 1 en 2 vormen de selectie. Daar spelen de beste spelers. De selectie heeft echte clubtrainers, herkenbaar aan hun stoere donkerblauwe sportjacks voorzien van clublogo en clubsponsor. Ik draag een oude joggingbroek en hoodie.
Alle beginnende voetballers van 10 jaar, zijn dit seizoen ingedeeld in ons team. Evenals de mindere talenten uit 'de Onder 10' van vorig seizoen. Van een gelijkwaardige indeling, lijkt mij geen sprake. Wij zijn team 6. Numeriek gezien, het laagste team. Zouden onze spelers denken dat wij het slechtste team zijn?
Vanuit psychosociaal oogpunt, adviseer ik de KNVB om jeugdteams waardevrije namen te geven, zoals O11-Barcelona, O11-UnionBerlin, O11-Mexico. Voor mijn part geven ze het namen van historische helden: O11-Mandela, O11-Gandhi of O11-Merkel.
Mijn co-trainer heet Sebastiaan. Via onze zonen, Ravi en Faas, zijn we bevriend geraakt. Ik tref Sebastiaan in het krappe ballenhok. Seb – zo noemt hij zichzelf - pompt onze ballen op. Hoezo pompen trainers de ballen op? Vroeger, bij mijn v.v. Hapert pompte Jozef de ballen op… voor alle teams. Jozef zorgde ook voor thee. Jozef maakte de kleedkamers schoon. Jozef zorgde voor alles. Jozef was een supervrijwilliger.
FC DOS anno 2021 heeft geen Jozef. “Ik heb zelf ballen gekocht, die van de club lopen mij te snel leeg”, zegt de voorbijlopende trainer van O11-3.
Sebastiaan en ik zullen op maandagen een kwartiertje vroeger naar de club komen om ballen op te pompen.
Op weg naar het trainingsveld stellen Seb en ik gauw een trainingsprogramma samen. Zeven jongens en twee meisjes wachten op ons. Nou ja, wachten. Ze zijn diep met elkaar in gesprek over Brawlstars. Ze slaan geen gade op ons. Behalve eentje dan. Springend onder mijn neus zegt hij rap tempo. “Ik-ben-Ties-ik-speelde-eerst-voetbal-toen-rugby-toen-tennis-en-nu-weer-voetbal.” Hij zal zijn mantra de komende trainingen nog een paar keer voor mij opzeggen.
Een man met twee verlegen jongens betreedt het veld en stapt op ons af. Hij duwt de jongens naar voren en met stevige Utrechtse tongval zegt hij: “Dis Jeffrey en Wesley en zijn nieuw op foebal en zitten op speciaal onderwijs”.
Mooi! We zijn compleet. We kunnen beginnen en daar heb ik veel zin in.
Tijdens het kennismakingsspel ontdek ik de lading van vaders woorden. Waar andere spelers bij het vangen van de bal, de naam van de gooier roepen, noemen Jef en Wes hun eigen namen. Geduldig leg ik de tweeling de bedoeling nog eens uit. Ze kijken me apathisch aan. Wanneer we verder spelen, blijkt dat mijn uitleg hen niet past. De groep blijft beleefd.
Tijdens het afsluitende partijtje wordt er fanatiek gestreden. Over inzet hebben we niet te klagen met deze groep. Het grote niveauverschil wordt een uitdaging.
“Haha, je laat te toch niet uitspelen door zo'n kabouter”, klinkt er pesterig achter me. Alsof er bij mij op een rode knop wordt gedrukt, haast ik me naar de vermeende pester. “Zulke dingen zeggen we niet in ons team”, bits ik hem toe. Mees knikt betrapt en vervolgt het partijtje.
Ik schrik van mijn felle interventie. Dat had ik ook anders kunnen doen. Wat meer onderzoekend, bijvoorbeeld. Mees had het mogelijk niet eens gemeen bedoeld. Maar toch, alles in me zegt dat de kleine Ryan kwetsbaar is in deze groep. Hij oogt zachtaardig en heeft een opvallend trage balbehandeling snelheid.
Na afloop van de training deelt Sebastiaan de wedstrijdkleren uit. De kinderen duiken op Sebastiaan om een wit shirt, blauwe broek en blauwe kousen met clublogo te bemachtigen. Wanneer de kinderen - voorzien van clubtenue - het veld hebben verlaten, blijven Wesley en Jeffrey achter. Ik geef hen de twee overbleven setjes en vertel hen dat dit hun wedstrijdkleren zijn. Ze kijken me dromerig aan. Na een lange stilte, zegt Jef (of Wes) bedankt met lange ‘a’ en zonder ‘t’.
Ik deel met Sebastiaan mijn zorgen over de kwetsbare positie van Ryan en de tweeling. De passerende Onder11-coördinator Harold, stelt dat we aan deze drie weinig zullen hebben tijdens wedstrijden. Bij de volgende passant, een bestuurslid, polst hij of een Onder 10- team of een g-team betere opties voor de tweeling is. De bestuurder is resoluut: geen geschikte opties. Ze horen bij team 6. Ze horen bij ons!
Aan Sebastiaan en mij de uitdaging om te bouwen aan een team, waarin iedereen zich prettig voelt.
De verhalen van FC DOS Onder 11- team 6 gaan over herkenbare gebeurtenissen van een fictief voetbalteam.
De verhalen zijn afkomstig van mijn ervaring als jeugdspeler en als trainer/ coach van diverse hockey- en voetbalteams. De namen van de personen in de verhalen zijn verzonnen.